tweehonderdzevenentachtig

       
0 2 8 7
tweehonderdzevenentachtig,
op een abacus
  • twee·hon·derd·ze·ven·en·tach·tig

tweehonderdzevenentachtig

  1. "287", het getal tussen tweehonderdzesentachtig en tweehonderdachtentachtig, tweehonderd plus zevenentachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdzevenentachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdzevenentachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdzevenentachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdzevenentachtig tweehonderdzevenentachtigs
verkleinwoord tweehonderdzevenentachtigje tweehonderdzevenentachtigjes

de tweehonderdzevenentachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 287 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdzevenentachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdzevenentachtigmv

  1. groep van 287 eenheden
    • Die tweehonderdzevenentachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.