0 2 0 6
tweehonderdzes,
op een abacus
  • twee·hon·derd·zes

tweehonderdzes

  1. "206", het getal tussen tweehonderdvijf en tweehonderdzeven, tweehonderd plus zes
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdzes euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdzes van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdzes" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdzes tweehonderdzessen
verkleinwoord tweehonderdzesje tweehonderdzesjes

de tweehonderdzesv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 206 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdzes opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdzesmv

  1. groep van 206 eenheden
    • Die tweehonderdzes kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.