0 2 0 5
tweehonderdvijf,
op een abacus
  • twee·hon·derd·vijf

tweehonderdvijf

  1. "205", het getal tussen tweehonderdvier en tweehonderdzes, tweehonderd plus vijf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvijf euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvijf van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvijf" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvijf tweehonderdvijfs
verkleinwoord tweehonderdvijfje tweehonderdvijfjes

de tweehonderdvijfv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 205 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvijf opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdvijfmv

  1. groep van 205 eenheden
    • Die tweehonderdvijf kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.