• turf
  • In de betekenis van ‘veen als brandstof’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
  • [4, 5] Herkomst: Bargoens [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord turf turven
verkleinwoord turfje turfjes

de turfm

  1. veen als brandstof
  2. dik boek
  3. groep van vijf streepjes
  4. (Jiddisch-Hebreeuws) gestolen goed
  5. (Jiddisch-Hebreeuws) geld, portemonnee
  6. renbaan
vervoeging van
turven

turf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turven
    • Ik turf. 
  2. gebiedende wijs van turven
    • Turf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turven
    • Turf je? 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]


turf m

  1. (spreektaal) klus, karwei
    «C'est vraiment pas mon turf
    Da's echt niet mijn pakkie-an. [1]
  2. (spreektaal) tippelen, prostitutie [1]