• tsu·na·mi
  • Afkomstig van het Japanse 津波 (tsunami, "tsunami") van (tsu, "haven") en (nami, "hoge golf").
enkelvoud meervoud
naamwoord tsunami tsunami's
verkleinwoord tsunamietje tsunamietjes

de tsunamim

  1. een grote vloedgolf door een aardbeving veroorzaakt
    • In dat gebied was laatst een grote tsunami. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


tsunami

  1. tsunami


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  tsunami     le tsunami     tsunamis     les tsunamis  

tsunami m

  1. tsunami


enkelvoud meervoud
tsunami tsunamis

tsunami m

  1. tsunami


  • tsu·na·mi
enkelvoud meervoud
nominatief   tsunami     tsunamiler  
genitief   tsunaminin     tsunamilerin  
datief   tsunamiye     tsunamilere  
accusatief   tsunamiyi     tsunamileri  
locatief   tsunamide     tsunamilerde  
ablatief   tsunamiden     tsunamilerden  

tsunami

  1. tsunami