tjiftjaf
- tjif·tjaf
- In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- De naam is een onomatopee: een klanknabootsing van de zang van de vogel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tjiftjaf | tjiftjaffen tjiftjafs |
verkleinwoord | tjiftjafje | tjiftjafjes |
- (zangvogels) Phylloscopus collybita , een kleine zangvogel uit de Zangers (Sylviidae )
1. een kleine zangvogel uit de Zangers Sylviidae
- Het woord tjiftjaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tjiftjaf" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tjiftjaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bijdragen tot de geneeskundige plaatsbeschrijving van Nederland” (1870), Van Weelden en Mingelen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be