Middelste bonte specht
  • specht
enkelvoud meervoud
naamwoord specht spechten
verkleinwoord spechtje spechtjes

de spechtm

  1. (spechtvogels) benaming voor middelgrote robuuste vogels behorende tot de familie Picidae   die met hun sterke snavel de schors van de bomen openhakken om daaruit de insecten te halen
    • We hoorden een specht trommelen op een boom tijdens onze boswandeling. 
  2. (Vroegnieuwnederlands) (scheldwoord) Spanjaard [2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
nominatief specht spechte
genitief spechts spechte
datief spechte spechten
accusatief specht spechte

specht m [1]

  1. (spechtvogels) specht