Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rech·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van recht met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rechtelijk rechtelijker rechtelijkst
verbogen rechtelijke rechtelijkere rechtelijkste
partitief rechtelijks rechtelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

rechtelijk [1]

  1. met betrekking tot het recht en/of de wet
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen