strafrechtelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straf·rech·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van straf en rechtelijk
- afgeleid van strafrecht met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Bijvoeglijk naamwoord
strafrechtelijk [1]
- (juridisch) volgens of met betrekking tot het strafrecht
- S. van L. is maandagmiddag aangehouden door de fiscale opsporingsdienst FIOD in een strafrechtelijk onderzoek naar de mondkapjesdeal van zijn Stichting Hulptroepen Alliantie. [2]
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord strafrechtelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.