privaatrechtelijk

  • pri·vaat·rech·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen privaatrechtelijk privaatrechtelijker privaatrechtelijkst
verbogen privaatrechtelijke privaatrechtelijkere privaatrechtelijkste
partitief privaatrechtelijks privaatrechtelijkers -

privaatrechtelijk

  1. (juridisch) volgens of vallend onder de wetten die de onderlinge verhouding tussen particulieren en hun organisaties regelen
  2. (juridisch) van of over de studie van de de wetten die de onderlinge verhouding tussen particulieren en hun organisaties regelen