Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vaat·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privaatrecht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

privaatrecht o [1]

  1. (juridisch) recht dat de verhoudingen tussen particuliere personen beschrijft en de procedures die beschrijven hoe dit recht kan worden toegepast
    • De wildgroei aan claimclubs van woekerpolishouders vertraagt mogelijk de rechtszaken tegen de verzekeraars. 'Het proces duurt jaren en in de tussentijd hebben de gedupeerden nog niets', zegt hoogleraar privaatrecht Eddy Bauw. [2] 
    • Ter Apel wacht op de komst van 22 kindbruiden uit Syrië. Klopt het? Politici reageren in elk geval verontwaardigd. Het COA wil niet ingaan op geruchten. Nederland erkent huwelijken met kinderen vanaf 15 jaar, op basis van het internationaal privaatrecht. [3] 
Hyponiemen
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 26-05-2017
  3. NRC Michiel Dekker 29 september 2015