plebs

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  plebs    (hulp, bestand)
• IPA: / plɛps / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• plebs

Woordherkomst en -opbouw

• geen meervoud van Latijn plebs, in de betekenis van ‘het gewone volk’ aangetroffen vanaf 1824

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	plebs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het plebs o

1. (pejoratief) massa van armste en minst aanzienlijke mensen uit de bevolking

   • Rijke mensjes kijken is van alle tijden, dat klopt, maar bij het ­recente fenomeen van de wealth porn gaat het er anders toe. Er worden geen kanttekeningen meer gemaakt bij de extreme weelde. Vroeger was een klein deel van de bevolking ook al stinkend rijk, maar die lui liepen daar niet zo mee te koop. Uit vrees opstandige reacties van het plebs uit te lokken, vooral. Er was toen ook al minachting voor het gewone volk, maar toch ook het idee dat met de rijkdom een zekere ver­antwoordelijkheid kwam.  
   • Een belangrijk lid van het kabinet van de Britse premier David Cameron is vrijdag opgestapt. Andrew Mitchell kwam vorige maand in opspraak doordat hij politieagenten zou hebben uitgescholden voor 'plebs' en zich laatdunkend had uitgelaten over arbeiders.  

Synoniemen

• gepeupel, grauw, crapuul, janhagel, heffe des volks, Jan met de pet

Antoniemen

• elite

Vertalingen

    1.(pejoratief) het minne, gewone, ordinaire deel van de bevolking   

Engels: scum (en)

Gangbaarheid

• Het woord plebs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plebs" herkend door:

81 %	van de Nederlanders;
86 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Latijn

Uitspraak

• IPA

Zelfstandig naamwoord

plebs v

1. (het gewone) volk
2. plebs

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	plebs	plebēs
genitief	plebis	plebum
datief	plebī	plebibus
accusatief	plebem	plebēs
vocatief	plebs	plebēs
ablatief	plebe	plebibus