modder
- mod·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | modder | - |
verkleinwoord | - | - |
|
1. mengsel van aarde, vuil en water
vervoeging van |
---|
modderen |
modder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
- Ik modder.
- gebiedende wijs van modderen
- Modder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
- Modder je?
- Het woord modder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "modder" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "modder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ modder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be