• mod·der·brij
enkelvoud meervoud
naamwoord modderbrij modderbrijen
verkleinwoord

de modderbrijm

  1. het smerige, halfvloeibare mengsel van grond en water
     Precies zoals ten gevolge van het feit dat er water op droge grond wordt vergoten, het water en de droge grond verdwijnen, precies zo werd ten gevolge van het feit dat een hongerig leger een welvarende lege stad binnentrok ook die welvarende stad vernietigd, en ontstond er een modderbrij, ontstonden er branden en werd er geplunderd.[1]
     Sleepmieren die je tent als lekkernij beschouwen, passen op meer dan 4000 kilometer hoogte, adembenemende hitte, nachtelijke kou waarbij geen enkel advies van andere reizigers meer helpt, kilometers voortwaden door een modderbrij, douches waaruit vocht komt dat je echt geen water kunt noemen - er is nauwelijks een situatie te bedenken waarmee de fietsende wereldreiziger niet te maken krijgt op zijn tocht door Zuid-Amerika.[2]
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron
    A. Stam
    “IJskoude nacht in loeiheet gebied” (3 september 2003), Reformatorisch Dagblad