• mud·der
Naar frequentie 278579
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mudder     mudderet     - - -     - - -  
genitief   mudders     mudderets     - - -     - - -  

mudder, o (geen meervoud)

  1. modder
    «I Kina bliver der brugt mudder, både når militærpolitiet og fodboldspillere træner.»
    In China wordt modder gebruikt, zowel wanneer militaire politie als voetballers trainen.
  2. (figuurlijk) onaangenaamheid, onduidelijkheid, rommel
  • [1]: kaste met mudder (efter / på nogen)
med modder (naar iemand) gooien → denigrerend en beledigend spreken over of tegen iemand
  • [1]: som en ål i mudder
in zijn element zijn → zich thuis gevoelen, zich welbehagelijk gevoelen