liegen
- lie·gen
- In de betekenis van ‘onwaarheid spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
liegen /'li.ɣə(n)/ |
loog /lox/ |
gelogen /ɣə.'lo.ɣə(n)/ |
klasse 2 | volledig |
liegen
- met opzet dingen vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
- Lieg niet en vertel me de waarheid!
- Glashard liegen
Heel bewust liegen zonder er naar buiten toe blijk van te geven
- Het liegt er niet om
Het is heel duidelijk
- • In een tafelgesprek zei hij: "Ik verzet me tegen het idee dat het alleen maar een soort jeugdzonde was. Het is een jongen van 18, maar het liegt er niet om."[2]
- Liegen alsof/dat het gedrukt staat
Overduidelijk liegen
1. met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liegen | - |
verkleinwoord | - | - |
liegen
- (kaartspel) een eenvoudig kaartspel
- Bij liegen probeer je zo snel mogelijk alle kaarten kwijt te raken.
- Het woord liegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liegen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "liegen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NOS 12-02-2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- lie·gen
liegen