kust
- kust
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grens tussen land en zee’ voor het eerst aangetroffen in 1436 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kust | kusten |
verkleinwoord | kustje | kustjes |
- (geologie) de waterkant langs de zee
- We maakten een wandeling langs de kust.
- (figuurlijk) de omgeving als zodanig
- ▸ Blijkbaar werkte mijn actie wel, dus ik schopte nogmaals wat zand waardoor de ratelslang sierlijk de struiken ingleed. Ik wachtte een paar minuten tot de kust echt veilig was.[3]
- een keuze
|
- De kust is veilig
Er is geen gevaar (m.n. als men iets verbodens wil doen)
- Er zijn kapers op de kust
Er zijn meer mensen die tegelijk belangstelling hebben voor hetzelfde
- Te kust en te keur
Er is meer dan voldoende keuze
1. de waterkant langs de zee
|
vervoeging van |
---|
kussen |
kust
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- Jij kust.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kussen
- Hij kust.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kussen
- Kust!
- Het woord kust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kust" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kust" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kust op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be