krib
- krib
- In de betekenis van ‘voederbak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1120 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krib | kribben kribbes (1) |
verkleinwoord | kribje | kribjes |
- (veeteelt) een voor veevoer gebruikte bak die aan de bovenzijde veel ruimer is dan op de bodem
- Zorg dat de kribben alle snel worden gevuld, anders worden de paarden dol.
- (meubel) een eenvoudig en gemakkelijk vervoerbaar soldatenbed
- Buiten legertent stonden nog enkele kribben met gewonden.
- (waterbeheer) kleine, vaak stenen golfbrekertjes die op regelmatige afstanden langs de oever in het water steken om het afkalven van de oever tegen te gaan en/of om de stroomsnelheid te beïnvloeden
- Tussen de kribben kan een tegenstroom staan die men "neer" noemt.
- (waterbeheer) een enkele of dubbele rij houten paaltjes die op regelmatige afstanden langs de kust in zee steken, om het afkalven van het strand tegen te gaan
- Een krib is een eenvoudige golfbreker.
- (waterbeheer) een enkele of dubbele rij houten paaltjes die voor de landaanwinning langs een glooiende de kust zijn geplaatst
- De kribben vertragen het wegebben van het vloedwater, waardoor er meer bezinksel op het land achterblijft.
- [3] oeverbescherming, waterbeheersing
- [4] kustverdediging, kustversterking
- [5] landaanwinningstechniek
- [1] kerstkrib
- [1] kribbebijten
- [3] kribpaal, kribben varen, kribbetje varen
- [1] veehouderij, veevoer
- [2] brits, kermisbed
- [3] rivier, stroom, waterpeil
- [4] afkalving, duinafslag, pier, zandafslag, zandsuppletie
- [5] bezinksel, dijk, getij, sediment
- [1]: de kont tegen de krib gooien
in opstand komen
2. eenvoudig soldatenbed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krib | kribben |
verkleinwoord | kribbetje | kribbetjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
[B] krib v
- (verouderd) kijfgrage vrouw
vervoeging van |
---|
kribben |
krib
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kribben
- Ik krib.
- gebiedende wijs van kribben
- Krib!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kribben
- Krib je?
- Het woord krib staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krib" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- kribbe (voederbak) op Wikipedia
- krib (rivier) (waterwerk) op Wikipedia
- ↑ "krib" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be