getij
- ge·tij
- In de betekenis van ‘eb en vloed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
- afgeleid van tij met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getij | getijen |
verkleinwoord |
het getij o
- de periodieke wisseling van de waterstand met eb en vloed.
1.
- Het woord getij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getij" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "getij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ getij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be