kapitein
- ka·pi·tein
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘scheepsgezagvoerder’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Van Latijn capitaneus (iemand van hoge rang), van Latijn caput (hoofd). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kapitein | kapiteins (kapiteinen) |
verkleinwoord | kapiteintje | kapiteintjes |
de kapitein m
- (beroep) (scheepvaart) gezagvoerder van een schip [1], bijv. van een koopvaardijschip
- De kapitein stond op het dek.
- (beroep) (militair) een rang in de hiërarchie net boven die van luitenant
- Omdat ze een vrij klassiek beeld had van de oorlog was ze er snel van overtuigd dat Albert 'met zijn intelligentie' na korte tijd zou uitblinken, promotie zou maken en ze zag hem al in de voorste linie in de aanval gaan. Ze stelde zich voor dat hij een heldendaad verrichtte, meteen officier werd, kapitein, commandant of meer nog, generaal, die dingen gebeuren tijdens de oorlog. [3]
- ▸ Dat gold in gelijke mate voor allebei hun zonen. In werkelijkheid was het natuurlijk niet helemaal in gelijke mate, dat besefte hij heel goed. Het was een aanzienlijk verschil om zoals zijn zoon Karl uit de oorlog te komen als kapitein van de marinereservisten met een diploma van de Handelshogeschool en verzekerd te zijn van werk in het familiebedrijf of zoals haar zoon Hjalmar een afgedankte sergeant te zijn zonder verdere opleiding. Maar in principe was het hetzelfde, aan klassenverschillen kon je niet veel doen.[4]
- (geschiedenis) door het bestuur erkend hoofd van een wat grotere etnische groep in een plaats in Nederlands-Indië
- (figuurlijk) (schertsend) iemand die doet alsof hij de baas is
- ▸ Ik ben geen thrill-seeker en om met zes kapiteins een onbekend pad te gaan lopen leek mij niet erg verstandig, maar toch sloot ik me aan bij plan B.[5]
- [2] ritmeester (bij de cavalerie)
- fregatkapitein, havenkapitein, kaperkapitein, korvetkapitein, roverkapitein, scheepskapitein, tankerkapitein, vlaggenkapitein, walkapitein, wegkapitein, zeekapitein
- kapitein-commandant, kapitein-generaal, kapitein-luitenant, kapitein-ter-zee, kapitein-vlieger, kapiteinschap, kapiteinshut
1. (beroep) (scheepvaart) gezagvoerder van een schip [1], bijv. van een koopvaardijschip
2. (beroep) (militair) een rang in de hiërarchie net boven die van luitenant
- Het woord kapitein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kapitein" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kapitein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kapitein op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be