Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheeps·ka·pi·tein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepskapitein scheepskapiteinen
scheepskapiteins
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scheepskapiteinm [1]

  1. gezagvoerder van een schip
     ' De ongeveer twaalf jaar oudere scheepskapitein vraagt zich af: 'Waaruit ontstaat zulk een blinde, maar beslissende gehechtheid? God wete het.[2]
     Een Egyptische scheepskapitein die meedeed aan zoekactie heeft foto's op Facebook gezet van voorwerpen die van het vermiste toestel afkomstig zouden zijn.[3]


Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum  , ISBN 9027418063
  3.   Weblink bron “Wrakstukken vliegtuig gevonden ten zuiden van Kreta” (Donderdag 19 mei 2016, 15:00), NOS