honderdzesenzestig

       
0 1 6 6
honderdzesenzestig,
op een abacus
  • hon·derd·zes·en·zes·tig

honderdzesenzestig

  1. "166", het getal tussen honderdvijfenzestig en honderdzevenenzestig, honderd plus zesenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdzesenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdzesenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdzesenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzesenzestig honderdzesenzestigs
verkleinwoord honderdzesenzestigje honderdzesenzestigjes

de honderdzesenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 166 is aangeduid
    • Als jij honderdzesenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdzesenzestigmv

  1. groep van 166 eenheden
    • Die honderdzesenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.