honderdzevenenzestig

       
0 1 6 7
honderdzevenenzestig,
op een abacus
  • hon·derd·ze·ven·en·zes·tig

honderdzevenenzestig

  1. "167", het getal tussen honderdzesenzestig en honderdachtenzestig, honderd plus zevenenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdzevenenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdzevenenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdzevenenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzevenenzestig honderdzevenenzestigs
verkleinwoord honderdzevenenzestigje honderdzevenenzestigjes

de honderdzevenenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 167 is aangeduid
    • Als jij honderdzevenenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdzevenenzestigmv

  1. groep van 167 eenheden
    • Die honderdzevenenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.