honderdtweeëntachtig

       
0 1 8 2
honderdtweeëntachtig,
op een abacus
  • hon·derd·tweeën·tach·tig, hon·derd·twee·en·tach·tig

honderdtweeëntachtig

  1. "182", het getal tussen honderdeenentachtig en honderddrieëntachtig, honderd plus tweeëntachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdtweeëntachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdtweeëntachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdtweeëntachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtweeëntachtig honderdtweeëntachtigs
verkleinwoord honderdtweeëntachtigje honderdtweeëntachtigjes

de honderdtweeëntachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 182 is aangeduid
    • Als jij honderdtweeëntachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdtweeëntachtigmv

  1. groep van 182 eenheden
    • Die honderdtweeëntachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.