Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·lo·ceen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord holoceen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het holoceeno

  1. (geologie) geologisch tijdperk na de laatste ijstijd, laatste tijdvak van het periode quartair, van 11.700 geleden tot nu
    • In het eerste, vóórhistorische gedeelte van het holoceen strekten de duinen zich vrij veel verder zeewaarts uit dan thans; maar aanzienlijke afslag deed hen evenals tegenwoordig snel afnemen. [5]
Schrijfwijzen
  • Vóór 2006 was de spelling Holoceen. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen holoceen
verbogen holocene
partitief holoceens

Bijvoeglijk naamwoord

holoceen

  1. uit het holoceen, of met betrekking tot dat tijdperk

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen