• at·lan·ti·cum
enkelvoud meervoud
naamwoord atlanticum -
verkleinwoord - -

het atlanticumo

  1. (geologie) het eerste warme en vochtige tijdperk na de ijstijd, in Noordwest-Europa derde chron van het tijdvak holoceen, van 7.270 tot 3.710 v. Chr.
  • Vóór 2006 was de spelling Atlanticum. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.