fuck
- fuck
fuck
- (krachtterm) kreet waarmee schrik, ontzetting en/of ergernis wordt uitgedrukt
- Fuck fuck fuck! Dit gaat fout!
- (krachtterm) kreet van (meestal zware) ergernis en/of frustratie
- Fuck, mijn telefoon is kapot.
- Het woord fuck staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- De oudste bekende optekening in het Engels dateert van 1503; mogelijk van Scandinavische oorsprong.[1] Wellicht ook verwant met het Duitse ficken en het Nederlandse fokken. [2]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to fuck |
he/she/it | fucks |
verleden tijd | fucked |
voltooid deelwoord |
fucked |
onvoltooid deelwoord |
fucking |
gebiedende wijs | fuck |
fuck
- (dysfemisme), (seksualiteit), onovergankelijk, overgankelijk naaien [2], neuken
- «He has fucked my wife.»
- Hij heeft met mijn vrouw geneukt.
- «He has fucked my wife.»
- (dysfemisme), overgankelijk verkloten, verpesten
- (dysfemisme), overgankelijk bedonderen, bedriegen, belazeren
- [2] mess up
fuck
- (vulgair), (dysfemisme), (seksualiteit) neukpartij, copulatie
- (vulgair), (dysfemisme) onaangenaam persoon
- (vulgair), (dysfemisme) not a ~ niets, niks
- «I don't give a fuck.»
- Het kan me geen moer [reet, donder etc.] schelen.
- «I don't give a fuck.»
- What the fuck?
- ↑ , Online Etymology Dictionary.
- ↑ fokken - (kweken) op website: Etymologiebank.nl