verdomme
- ver·dom·me
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: bastaardvloek’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- Inkorting van "God verdoeme mij (tot de hel)". [2]
verdomme [3]
- (krachtterm) een vloek van ergernis
- Dat zal me verdomme niet weer gebeuren!
- ▸ De rand is echt niet zo ver weg, verdomme, als hij zijn arm uitstrekt kan hij hem bijna aanraken, maar zijn zolen slippen en elke gewonnen centimeter is meteen weer verloren.[4]
vervoeging van |
---|
verdommen |
verdomme
- aanvoegende wijs van verdommen
- Het woord verdomme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verdomme" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "verdomme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verdomme op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tot ziens daarboven” (2014), ISBN 9789401601931, p. 25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be