fucken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van fucken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		fucken			te fucken
	toekomend		zullen fucken			te zullen fucken
voltooid	tegenwoordig		hebben gefuckt			te hebben gefuckt
	toekomend		gefuckt zullen hebben			gefuckt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	fuckend		gefuckt			ev. fuck	mv. verouderd fuckt	fucke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	fuck	fuckt	fuckt	fuckt	fuckt	fucken	fucken	fucken
verleden (o.v.t.)	fuckte	fuckte	fuckte	fuckte	fuckte	fuckten	fuckten	fuckten
toekomend (o.t.t.t.)	zal fucken	zult/zal fucken	zult/zal fucken	zult fucken	zal fucken	zullen fucken	zullen fucken	zullen fucken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou fucken	zou fucken	zou(dt) fucken	zoudt fucken	zou fucken	zouden fucken	zouden fucken	zouden fucken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefuckt	hebt gefuckt	hebt/heeft gefuckt	hebt gefuckt	heeft gefuckt	hebben gefuckt	hebben gefuckt	hebben gefuckt
verleden (v.v.t.)	had gefuckt	had gefuckt	had gefuckt	hadt gefuckt	had gefuckt	hadden gefuckt	hadden gefuckt	hadden gefuckt
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefuckt hebben	zal/zult gefuckt hebben	zult/zal gefuckt hebben	zult gefuckt hebben	zal gefuckt hebben	zullen gefuckt hebben	zullen gefuckt hebben	zullen gefuckt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefuckt hebben	zou gefuckt hebben	zou/zoudt gefuckt hebben	zoudt gefuckt hebben	zou gefuckt hebben	zouden gefuckt hebben	zouden gefuckt hebben	zouden gefuckt hebben