frykteleg
- fryk·te·leg
- Afkomstig van het Nederduitse bijvoeglijke naamwoord fürchterlich
- Nynorsk bijvoeglijk naamwoord en bijwoord met het achtervoegsel -leg
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | frykteleg | fryktelegare | fryktelegast |
o enkelvoud | frykteleg | |||
meervoud | fryktelege | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
fryktelege | fryktelegare | fryktelegaste |
frykteleg
- abject, abominabel, afgrijselijk, afschrikwekkend, afschuwelijk, angstwekkend, bang, beroerd, erg, ernstig, geducht, gevreesd, gruwelijk, lelijk, onfraai, onooglijk, razend, schrikaanjagend, schrikbarend, schrikverwekkend, schrikwekkend, verschrikkelijk, vreselijk, woest
- ein frykteleg ulykke
een verschrikkelijk ongeval
frykteleg
- afgrijselijk, afschuwelijk, bang, buitengewoon, ontstellend, ontzettend, ontzagwekkend, schrikbarend, verschrikkelijk, vreselijk
- onbevreesd, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, onwrikbaar
- (vóór bijwoorden staand, als versterking gebruikt) erg, ontzettend, zeer
- [1]: forferdeleg
- [1]: frekk
- [1]: skrekkeleg
- [2]: djervt
- [2]: dristig
- [2]: fryktlaust
- [3]: frykteleg redd
vreselijk bang