• fryk·te·leg
  • Afkomstig van het Nederduitse bijvoeglijke naamwoord fürchterlich
  • Nynorsk bijvoeglijk naamwoord en bijwoord met het achtervoegsel -leg
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud frykteleg fryktelegare fryktelegast
o enkelvoud frykteleg
meervoud fryktelege
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
fryktelege fryktelegare fryktelegaste

frykteleg

  1. abject, abominabel, afgrijselijk, afschrikwekkend, afschuwelijk, angstwekkend, bang, beroerd, erg, ernstig, geducht, gevreesd, gruwelijk, lelijk, onfraai, onooglijk, razend, schrikaanjagend, schrikbarend, schrikverwekkend, schrikwekkend, verschrikkelijk, vreselijk, woest
  • ein frykteleg ulykke
een verschrikkelijk ongeval

frykteleg

  1. afgrijselijk, afschuwelijk, bang, buitengewoon, ontstellend, ontzettend, ontzagwekkend, schrikbarend, verschrikkelijk, vreselijk
  2. onbevreesd, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, onwrikbaar
  3. (vóór bijwoorden staand, als versterking gebruikt) erg, ontzettend, zeer
  • [3]: frykteleg redd
vreselijk bang