Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrik·wek·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schrikwekkend schrikwekkender schrikwekkendst
verbogen schrikwekkende schrikwekkendere schrikwekkendste
partitief schrikwekkends schrikwekkenders -

Bijvoeglijk naamwoord

schrikwekkend

  1. om bang van te worden
    • Het schrikwekkend bewind van de tiran riep steeds meer verzet op. 

Bijwoord

  1. in ernstige mate, heel erg, ontzettend (over iets negatiefs)
    • De dominee keek bezorgd naar de schrikwekkend lege kerk. 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen