Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vre·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vreselijk vreselijker vreselijkst
verbogen vreselijke vreselijkere vreselijkste
partitief vreselijks vreselijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

vreselijk

  1. bijzonder erg, schrikwekkend, verschrikkelijk
    • Dat vreselijke ongeval veroorzaakte verslagenheid alom. 
     En toen kwam het vreselijke moment waarop ze de stommiteit op moest biechten aan haar strenge vader.[2]
  2. angstaanjagend
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord

Bijwoord

vreselijk

  1. in zeer hoge mate, buitengewoon, zeer, heel erg
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. vreselijk op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be