Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·pad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietspad fietspaden
verkleinwoord fietspaadje fietspaadjes

Zelfstandig naamwoord

het fietspado

  1. (verkeer) een weggedeelte of vrijliggend pad dat is gereserveerd voor het gebruik door fietsers en snorfietsers
    • Nederland is uniek in de wereld door de aanwezigheid van het grote aantal fietspaden. 
     De zestien wielrenners uit België fietsten volgens de politie op de weg en niet op het naastgelegen fietspad. De bestuurder van een zwarte auto wilde de groep passeren. Bij het inhalen heeft de automobilist waarschijnlijk twee wielrenners geraakt. Volgens de Belgen was er opzet in het spel.[1]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Automobilist die doorreed na ongeluk met wielrenners meldt zich” (16 mei 2022), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be