• fac·tor
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in de wiskunde: vermenigvuldiger’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1821 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘element’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1856 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord factor factoren
verkleinwoord

de factorm

  1. meewerkende oorzaak, katalysator
    • De aanwezigheid van steenkool was een belangrijke factor voor de ontwikkeling van de chemische industrie in Zuid-Limburg. 
  2. (wiskunde) getal in een vermenigvuldiging
    • Het ontbinden in factoren is een belangrijke tak van de wiskunde geworden. 
  3. maat waarmee men de werking of een eigenschap van een stof of product kan weergeven
     Ik smeerde me van top tot teen in met factor 50, hees mijn zware rugzak op mijn rug en liep omhoog richting ‘Pinchot Pass’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord factor factors
verkleinwoord

de factorm

  1. (handel), (beroep) iemand die namens een of meer anderen werkzaamheden verricht, bijv. een afgezant van een handelaar
     Kort hierop moet hij vertrokken zijn, want een ander zaakgelastigde, de factor van de Portugese pretendent, verblijft reeds te Antwerpen op 27 apr. 1582.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
  1. 1,0 1,1 "factor" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   “Castro (1582), De 'Poeticsche werken'”
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
factor factors
vervoeging
onbepaalde wijs to  factor 
he/she/it  factors 
verleden tijd  factored 
voltooid
deelwoord
 factored 
onvoltooid
deelwoord
 factoring 
gebiedende wijs  factor 

factor

  1. factor

factor

  1. onovergankelijk als factor fungeren/werken, factoreren
  2. overgankelijk factoriseren, in factoren ontbinden


enkelvoud meervoud
factor factores

factor m

  1. factor