factoreren
Niet te verwarren met: factureren |
- fac·to·re·ren
- Naamwoord van handeling van factor (met het achtervoegsel -eren)[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
factoreren |
factoreerde |
gefactoreerd |
zwak -d | volledig |
factoreren
- onovergankelijk, (beroep), (handel) fungeren als factor (zaakgelastigde)
- overgankelijk factoriseren, ontbinden in factoren (bijv. in de wiskunde)
- Hoe algebraïsche uitdrukkingen te factoreren?
- Het woord 'factoreren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.