Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·to·rij
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘filiaal van handelsonderneming in buitenland’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
  • afgeleid van factor met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord factorij factorijen
verkleinwoord factorijtje factorijtjes

Zelfstandig naamwoord

de factorijv [3]

  1. (handel) (geschiedenis) een nederzetting in een ander land die fungeerde als steunpunt voor overzeese handel.
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen