• ge·luks·fac·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord geluksfactor geluksfactoren
verkleinwoord

de geluksfactorm

  1. toeval als belangrijke factor in het het al dan niet behalen van een bepaald resultaat
     "Het is een clash tussen de analytici en de speler op het veld. Bij het afronden van kansen zit een zekere geluksfactor. Dat had Kramer vorig jaar aan zijn zijde. Ik hoop voor hem en Feyenoord dat dat zo blijft."[1]
  2. zaak die bepaalt hoe tevreden men is met het leven
     Werk blijkt de belangrijkste geluksfactor te zijn voor de bewoners van Schagen, gevolgd door onder andere sociale contacten en een betrouwbare overheid. Aan de hand van dit onderzoek worden nu alle uitgaven van de gemeente beoordeeld.[2]
     Dat de Nederlanders uiteindelijk niemand levend onder het puin vandaan hebben gehaald, is volgens Peterse ook een kwestie van toeval. Ieder team krijgt een bepaalde sector toegewezen om te gaan zoeken. "Daar komt er een ‘geluksfactor’ bij kijken. In welke sector word je ingedeeld en ligt daar dan toevallig een slachtoffer dat nog leeft? Dan kun je die redden."[3]
  1.   Weblink bron “'PSV speelt een ander spel dan vorig seizoen'” (Maandag 17 augustus 2015, 07:43), NOS
  2.   Weblink bron “Schagen stelt geluk burger centraal: 'Dit is de meest essentiële taak'” (Donderdag 5 oktober 2017, 12:03), NOS
  3.   Weblink bron “'En toch ben ik blij dat ik in Nepal ben geweest'” (Woensdag 6 mei 2015, 21:22), NOS