driehonderdvijfenvijftig

       
0 3 5 5
driehonderdvijfenvijftig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·vijf·en·vijf·tig

driehonderdvijfenvijftig

  1. "355", het getal tussen driehonderdvierenvijftig en driehonderdzesenvijftig, driehonderd plus vijfenvijftig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdvijfenvijftig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdvijfenvijftig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdvijfenvijftig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdvijfenvijftig driehonderdvijfenvijftigs
verkleinwoord driehonderdvijfenvijftigje driehonderdvijfenvijftigjes

de driehonderdvijfenvijftigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 355 is aangeduid
    • Als jij driehonderdvijfenvijftig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdvijfenvijftigmv

  1. groep van 355 eenheden
    • Die driehonderdvijfenvijftig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.