driehonderdzesenvijftig

       
0 3 5 6
driehonderdzesenvijftig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·zes·en·vijf·tig

driehonderdzesenvijftig

  1. "356", het getal tussen driehonderdvijfenvijftig en driehonderdzevenenvijftig, driehonderd plus zesenvijftig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdzesenvijftig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdzesenvijftig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdzesenvijftig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdzesenvijftig driehonderdzesenvijftigs
verkleinwoord driehonderdzesenvijftigje driehonderdzesenvijftigjes

de driehonderdzesenvijftigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 356 is aangeduid
    • Als jij driehonderdzesenvijftig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdzesenvijftigmv

  1. groep van 356 eenheden
    • Die driehonderdzesenvijftig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.