Nederlands

 
Vrouwelijke goudoogdaas (Crysops relictus)
Uitspraak
Woordafbreking
  • daas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daas dazen
verkleinwoord daasje daasjes

Zelfstandig naamwoord

de daasv / m

  1. (tweevleugeligen) Tabanidae   steekvlieg uit een familie van bloedzuigende insecten die behoren tot de orde tweevleugeligen (Diptera). De daas wordt ook wel brems, bremster, daps, paardenvlieg, blinde daas, blinde mug, blinde vlieg, dazerik, bouw, dazendimmer of dwazelaar genoemd. De familie is wereldwijd verspreid; er zijn ongeveer 4400 beschreven soorten. In Nederland leven zo'n 38 soorten, en in België 41, twaalf daarvan kunnen serieuze overlast veroorzaken. De bekendste en meest algemene soort is de regendaas
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onwijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen daas dazer daast
verbogen daze dazere daaste
partitief daas dazers -

Bijvoeglijk naamwoord

daas

  1. onwijs, versuft, gedesoriënteerd
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
dazen

daas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dazen
    • Ik daas. 
  2. gebiedende wijs van dazen
    • Daas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dazen
    • Daas je? 

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Meer informatie

Verwijzingen