• paar·den·vlieg
enkelvoud meervoud
naamwoord paardenvlieg paardenvliegen
verkleinwoord

de paardenvliegv / m

  1. (tweevleugeligen) benaming voor bloedzuigende insecten uit de familie Tabanidae  
     De zwetsende kletskop, de paardenvlieg.[2]
     Zelf heeft hij een aantal favorieten tussen al die nieuwe woorden. "Het woord beyoncévlieg, de naam voor een paardenvlieg. We kennen allemaal de zangeres, maar het drukt ook de essentie van taal uit: je bedenkt een prikkelend woord om aandacht te vragen voor iets onbeduidends."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Beyoncévlieg een van duizenden nieuwe woorden in Dikke Van Dale” (05-10-2015), NOS