Zes verschillende tweevleugeligen.
  • twee·vleu·ge·li·gen

de tweevleugeligenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tweevleugelige
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (insecten) een orde Diptera   van insecten waartoe alle vliegen (Brachycera  ) en muggen (Nematocera  ) behoren. De tweevleugeligen komen wereldwijd voor en worden vertegenwoordigd door honderdduizenden soorten, die in verschillende vormen voorkomen en een breed scala aan levenswijzen hebben. Bekende tweevleugeligen zijn de dazen, langpootmuggen en zweefvliegen
     Van de tweevleugeligen (vliegen, muggen), de schubvleugeligen (vlinders) en de vliesvleugeligen (mieren, bijen, hommels) zijn elk tussen de 155.000 en de 160.000 soorten beschreven.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marcel aan de Brugh
    “Hoe we de insecten kunnen redden – met meer bloemen en minder kunstmest” (27 oktober 2017) op nrc.nl