tweevleugelige
- Geluid: tweevleugelige (hulp, bestand)
- IPA: / tweˈvløɣələɣə / (5 lettergrepen)
- twee·vleu·ge·li·ge
- zn: terugvorming uit tweevleugeligen zn zonder de uitgang -en, op te vatten als afgeleid van tweevleugelig bn met het achtervoegsel -e [1]
- bn: tweevleugelig bn met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweevleugelige | tweevleugeligen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Diptera , waartoe vliegen en muggen behoren
- ▸ Zij vliegen, zoemen, snorren, zijn gezeten, boren, drinken, een tweevleugelige, ‘niet van zins onze huid te verlaten dan vol van ons hartbloed’.[2]
- zie de categorie: Tweevleugeligen in het Nederlands
tweevleugelige
- verbogen vorm van de stellende trap van tweevleugelig
- Het woord tweevleugelige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron C. Barlaeus991: brief aan P.C. Hooft (1979) in:H.W. van Tricht e.a. (red.)De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (derde deel)., Tjeenk Willink/Noorduijn, Culemborg, ISBN 90 11 91315 9, p. 194
- ↑ Weblink bron Karel Knip“Plafondlanding” (5 februari 2011) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Joyce Roodnat“Slakjes lusten geen nerven” (13 juni 2009) op nrc.nl