bedeesd
- be·deesd
- In de betekenis van ‘verlegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1615 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bedeesd | bedeesder | bedeesdst |
verbogen | bedeesde | bedeesdere | bedeesdste |
partitief | bedeesds | bedeesders | - |
bedeesd
- weinig assertief
- Hij maakte een erg bedeesde indruk.
- ▸ Prinses Elfilda dankt haar populariteit grotendeels aan haar verbazingwekkende schoonheid, hoewel er ook iets in haar karakter zit dat het grote publiek aantrekt. Ze zegt weinig, en als ze al een keertje haar mond opendoet, komen de woorden er aarzelend uit, zodat ze een bedeesde indruk maakt, een indruk die nog eens wordt versterkt door de manier waarop ze haar hoofd naar beneden houdt en door haar lange wimpers omhoogkijkt.[2]
1. weinig assertief
- Het woord bedeesd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedeesd" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bedeesd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be