Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leefd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beleefd beleefder beleefdst
verbogen beleefde beleefdere beleefdste
partitief beleefds beleefders -

Bijvoeglijk naamwoord

beleefd

  1. van goede omgangsvormen getuigend, fatsoenlijk
    • Zijn weigering was beleefd maar ook beslist. 
    • Het beleefde meisje sprak altijd met twee woorden. 
     Ik was te moe om uitgebreid verslag te doen en gaf alleen beleefd antwoord op de vragen die de vriendelijke agent stelde.[4]
     Daarna volgde er bewonderend gemurmel dat meer dan alleen beleefde noodzaak was.[5]
Gelijkklinkende woorden
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Bijwoord

beleefd

  1. op beleefde wijze
    • Hij groette beleefd. 

Werkwoord

vervoeging van: beleven…
verbogen vorm: beleefde

beleefd

  1. voltooid deelwoord van beleven

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. beleefd op website: Etymologiebank.nl
  3. "beleefd" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  5. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  6.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be