Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leeft

Werkwoord

vervoeging van
beleven

beleeft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleven
    • Jij beleeft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleven
    • Hij beleeft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beleven
    • Beleeft! 
Gelijkklinkende woorden