• cringe
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen cringe cringer -
verbogen - - -
partitief - cringers -

cringe

  1. (jongerentaal) raar, gênant


vervoeging
onbepaalde wijs to  cringe 
he/she/it  cringes 
verleden tijd  cringed 
voltooid
deelwoord
 cringed 
onvoltooid
deelwoord
 cringing 
gebiedende wijs  cringe 

cringe

  1. onovergankelijk ineenkrimpen
  2. onovergankelijk door het stof gaan
  3. onovergankelijk terugdeinzen, terugschrikken
enkelvoud meervoud
cringe cringes

cringe

  1. kruiperigheid, slaafsheid, serviliteit