kruiperigheid
- krui·pe·rig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruiperigheid | kruiperigheden |
verkleinwoord |
de kruiperigheid v
- de mate waarin men al te gedienstig is
- Het woord kruiperigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)“Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
- ↑ Weblink bron Edith Tulp“‘Verplicht hoogopgeleide expats Nederlands te leren’” (3 december 2019), Het Parool