kruiperig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krui·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van kruipen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kruiperig | kruiperiger | kruiperigst |
verbogen | kruiperige | kruiperigere | kruiperigste |
partitief | kruiperigs | kruiperigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kruiperig
- onderdanig zijn ten opzichte van iemands meerdere
- De kruiperige boekhouder durfde zijn baas er niet op te wijzen dat het bedrijf grote verliezen aan het lijden was.
- De kruiperige lakei zei altijd ja en amen tegen de koning.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kruiperig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruiperig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be