cizí
Tsjechisch
Uitspraak
Woordafbreking
- ci·zí
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
- een vreemde, een onbekende, vreemdeling
Bijvoeglijk naamwoord
cizí
- vreemd, onbekend; waarmee voorheen nog niet in contact.
- andermans; aan iemand/iets anders toebehorend.
- vreemd, buitenlands; uit een ander gebied of land komend.
Verbuiging
Vervoeging
stellend | cizí |
---|---|
vergrotend | cizejší |
overtreffend | nejcizejší |
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)